Glasvezelnetwerken zijn de netwerken van de toekomst die de Europese connectiviteitsdoelstellingen helpen verwezenlijken. Voor de steden en gemeenten is een belangrijke rol weggelegd om de uitrol van dergelijke netwerken te stimuleren. De uitrol van een glasvezelnetwerk is voor de betrokken operator een eenmalig omvangrijk investeringsproject, dat de connectiviteit voor de inwoners van uw gemeente of stad voor vele jaren in de toekomst verzekert. In die zin onderscheidt dit soort uitrol zich van (herstellings)werkzaamheden aan andere nutsvoorzieningen die meestal op zeer specifieke locaties plaatsvinden en niet over een dergelijke grote zone. Het BIPT kan alleen maar aanmoedigen dat steden en gemeenten hiermee rekening te houden en zich flexibel opstellen bij het uitvoeren van de administratieve procedures.
Op deze pagina verzamelt het BIPT een aantal aanbevelingen en best practices voor lokale instanties om de vlotte uitrol van glasvezelnetwerken zoveel mogelijk te stimuleren. Het BIPT benadrukt dat deze aanbevelingen geen afbreuk doen aan het naleven van bestaande regelgeving (waaronder deze die vermeld wordt onder de rubriek "Vergunningsprocedures" op deze website), maar dat deze willen stimuleren om zoveel mogelijk gebruik te maken van de flexibiliteit die mogelijk is binnen de geldende regionale regelgeving en die binnen de bevoegdheid van elke gemeente of stad valt.
Deze aanbevelingen zijn:
- toepassen van het Europees wetboek voor wat betreft vergunningsprocedures;
- rekening houden met de aard van de glasvezeluitrol bij de coördinatie van infrastructuurwerkzaamheden;
- een flexibele houding bij de toepassing van sperperiodes;
- in voldoende transparantie over vergunningsprocedures voorzien;
- vergunningsprocedures zo eenvoudig mogelijk houden, eventueel door grotere zones te creëren;
- de proportionaliteit van de opgelegde eisen bij het uitreiken van een vergunning beoordelen.
Toepassen van het Europees wetboek voor wat betreft vergunningsprocedures
Om te beginnen wil het BIPT wijzen op de bepalingen in het Europees wetboek voor elektronische communicatie (zie de pagina over Europa en glasvezel). In artikel 43 van dit wetboek legt Europa op dat het aanvragen van vergunningen op basis van eenvoudige, efficiënte, transparante en voor het publiek beschikbare procedures moet gebeuren. Een besluit aangaande een dergelijke aanvraag moet in ieder geval binnen zes maanden afgerond zijn, waarbij een niet-discriminatoire en snelle toepassing moet verzekerd worden.
Rekening houden met de aard van de glasvezeluitrol bij de coördinatie van infrastructuurwerkzaamheden
In België is er uitgebreide regelgeving omtrent het coördineren van infrastructuurwerkzaamheden door (nuts)operatoren. De BCRD (EU-richtlijn - zie de pagina over de BCRD) voorziet ook specifiek in de coördinatie van dergelijke infrastructuurwerkzaamheden. Deze richtlijn heeft tot doel om de uitrol van elektronische communicatienetwerken met hoge snelheid te vergemakkelijken en te stimuleren door de efficiëntere aanleg van nieuwe fysieke infrastructuur mogelijk te maken, zodat deze netwerken sneller en tegen lagere kosten kunnen worden uitgerold.
Er wordt het best over gewaakt dat een dergelijke coördinatieprocedure niet juist de tegenovergestelde situatie bereikt, waarbij de kosten en de uitroltijden zouden oplopen. Op basis van de huidige reglementering kan dit inderdaad het geval zijn indien er hierdoor strengere technische vereisten voor de aanleg van andere nutsinfrastructuur gelden of indien de verplichting tot gezamenlijke aanleg aanzienlijke vertragingen veroorzaakt doordat er moet gewacht worden tot de andere nutsoperator klaar is voordat men met de werkzaamheden kan starten.
Hoewel de coördinatieplicht uitgebreider werd geïmplementeerd in de Belgische wetgeving dan in deze Europese richtlijn bepaald werd, wil het BIPT toch verwijzen naar artikel 5.2 van de BCRD, dat stelt dat verzoeken om coördinatie moeten ingewilligd worden mits deze geen aanvullende kosten (kosten door bijkomende vertragingen meegerekend) met zich brengen tegenover de oorspronkelijk geplande civiele werkzaamheden.
Het BIPT wil dan ook lokale overheden verzoeken om rekening te houden met het feit dat de uitrol van glasvezel en de bijbehorende werkzaamheden verschillen ten opzichte van werkzaamheden aan andere nutsinfrastructuur (water, gas en elektriciteit), bijvoorbeeld door sperperiodes te heroverwegen (in de mate van het mogelijke binnen de regionale regelgeving) of door geen bijkomende vereisten of vertragingen te creëren met de bedoeling een glasvezeloperator te laten wachten tot een andere nutsoperator later zijn infrastructuur vernieuwt.
Een flexibele houding bij de toepassing van sperperiodes
Na bepaalde werkzaamheden geldt soms een sperperiode van 2 tot 5 jaar waarin er geen werkzaamheden meer mogen worden uitgevoerd op die plek. Het BIPT begrijpt dat de bevoegde overheden zo veel mogelijk de overlast willen beperken. De efficiënte en relatief snelle uitrol van nieuwe glasvezelnetwerken over het hele grondgebied volgt echter een andere logica dan die van gerichte werkzaamheden om op specifieke plekken onderhoudswerkzaamheden uit te voeren. Gezien de enorme omvang van de uit te voeren werkzaamheden en van de bijbehorende investeringen raadt het BIPT dan ook aan om zo flexibel mogelijk om te gaan met het toepassen van deze sperperiodes.
Bovendien zijn er voor de glasvezeluitrol meerdere operatoren actief, waaronder ook kleinere (zakelijke) operatoren. Hun situatie kan niet vergeleken worden met de historische situatie waarbij er enkele (grote) telecomoperatoren die uit overheidsinstanties ontstaan zijn, hun netwerk uitbaten. Gezien het grote aantal gemeenten en mogelijkerwijs grote aantal vergaderingen over infrastructuurwerkzaamheden is het soms moeilijk voor (kleinere) telecomoperatoren om steeds op de hoogte te zijn van alle geplande werkzaamheden, waardoor de sperperiodes een verstoring van de concurrentie zouden kunnen veroorzaken.
In voldoende transparantie over vergunningsprocedures voorzien
Een belangrijke factor om de glasvezeluitrol te vergemakkelijken is dat vergunningen op een niet-discriminatoire en transparante wijze afgeleverd worden. Transparante vergunningsprocedures, bij voorkeur digitaal te raadplegen, zijn een groot pluspunt voor de glasvezeloperator die over een groot gebied of over een langere afstand glasvezel wil uitrollen.
Een best practice is ook om de vergunningsprocedures af te stemmen met aangrenzende gemeenten of steden, zodat er een uniform proces ontstaat. In dit opzicht is de code nutswerken, zoals gehanteerd in Vlaanderen, en die een kader schept voor de algemene bepalingen, een goed initiatief.
Vergunningsprocedures zo eenvoudig mogelijk houden, eventueel door grotere zones te creëren
De vergunningsprocedures zijn een complexe materie, waarbij de details op lokaal niveau erg sterk kunnen verschillen. Het BIPT moedigt dan ook aan om deze zo eenvoudig mogelijk te houden en een vereenvoudiging van alle administratieve details die op historische wijze gegroeid zijn, te overwegen. Zowel voor de gemeente als voor de glasvezeloperator kan het de werklast verlichten door bijvoorbeeld te voorzien in een algemene vergunning (voor een grotere zone) waarbinnen dan notificaties per straat gebeuren.
Eenvoudige vergunningsprocedures hebben een zeer grote impact op de vlotte uitrol van glasvezel in uw gemeente of stad.
De proportionaliteit van de opgelegde eisen bij het uitreiken van een vergunning beoordelen
De glasvezeluitrol wordt getypeerd door het feit dat deze over een grote zone plaatsvindt en door het feit dat er grote investeringen mee gepaard gaan. Voor een glasvezeloperator is het dus van het grootste belang dat de uitrol zo snel en efficiënt mogelijk gebeurt.
Het BIPT wil steden en gemeenten aanmoedigen hiermee rekening te houden en de opgelegde eisen bij het uitreiken van een vergunning proportioneel te houden tegenover de daadwerkelijk aangevraagde werkzaamheden. Zo vergt een uitrol op façade geen (of weinig) ondergrondse werkzaamheden en heeft deze minder impact op de omgeving. Indien er toch op een klein deel van het voetpad moet gegraven worden, is het een zware belasting voor de operator indien daarbij de aanleg van een volledig vernieuwd voetpad vereist is. Hetzelfde geldt voor de strenge eisen die soms van toepassing zijn bij de heraanleg van de bovenbouw (zoals specifieke eisen qua bestrating of aannemers). Als gemeente kunt u dus een grote rol spelen door deze eisen proportioneel te houden.